een reusachtige kathedraal doemt op
uit de mist waar mijn ogen vallen
mijn stem een bed legt in haar onmacht
de pilaren van licht zijn gedoofd
spartelend verdronken in een rivier
van zoemende schaduwen
ik vraag me af of de eeuwigheid
rimpelingen vormt in het water
of hoevaak een mens moet sterven
voordat de wind zijn naam meevoert
en de zee zijn herinneringen polijst
zondag 20 juli 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten